Frank Zappa: "film voor je ooren"
By Pim Oets
Het was in 1966 dat Francis Vincent (Frank) Zappa (30) en zijn bizarre groep The Mothers of Invention het Amerikaanse publiek verbijsterden met een dubbelalbum vol uiterst dwarse muziek. Dwars in teksten, in zang, in uitvoering elke noot muziek leek een stuk verzet tegen ’de maatschappij’, en ook het nonchalante uiterlijk van de heren musici droeg bij tot de verwarring. Vóór dat album (’Freak Out!’, op Verve) had Zappa allerlei ongeregelde baantjes gedaan en was onder andere studiomusicus geweest. Hij speelde uitstekend gitaar en had een enorme kennis van muziek in het algemeen.
In ’64 begon hij The Mothers uit een soort haat tegen de commerciële muziekbusiness en met ’Freak Out!’ en de daarop volgende platen ’Absolutely free’ en ’We’re only in it for the money’ reageerde hij een groot deel van z’n onlustgevoelens af, terwijl hij niet naliet er een aantal complexe, zeer doordachte en soms adembenemendknappe werkstukken aan toe te voegen.
Met z’n tezelfdertijd geventileerde ideeën op sociaal terrein kreeg hij een zekere aanhang in wat toen de Amerikaanse ’underground’ genoemd kon worden of, zoals Zappa me es zei; ’De Mothers waren een rare groep die er raar uitzag en rare muziek speelde. . . De mensen die we ermee aanspraken waren de eenlingen die je in elke stad, in elk dorp tegenkwam, die dingen zeiden waarvan niemand iets begreep, die gelijk hadden maar een soort outcast werden. Die mensen herkenden iets in onze muziek’.
Na met ’Ruben & The Jets’ zijn liefde voor de teenagermuziek uit de vijftiger jaren beleden te hebben (een plaat vol perfecte nabootsingen van het shoowab shoowab genre, met kermend solozangwerk) stortte hij zich vanaf ’67 voorgoed op het wat serieuzere werk dat hem snel een grote naam bij de op hun beurt experimenterende musici in de avant-gardistische hoekjes van vooral Europa bezorgde. Op de lange lijst namen die binnenin de klaphoes van ’Freak Out!’ vermeld staan als bijdragers tot het idioom van de Mothers staan dan ook mensen uit het ’serieuze’ genre als Ravel, Schoenberg, Shankar, Kagel, Boulez, Strawinsky, Webern, Varèse en Stockhausen, naast jazz-progressieven als Roland Kirk, Mingus, Dolphy, Taylor en Evans.
Zappa ontving zelfs een Edison voor ’We’re only in it for the money’, die hij overigens weigerde omdat het bewuste album in ernstige mate gecensureerd was. Steeds verder ging Zappa’s muziek nu, inmiddels verschijnend op z’n eigen label Bizarre Records, gesticht na voortdurende ruzies met Verve over hoezen, teksten en geld. De spanning van vroeger, vooral gestoeld op de haat tegen ’de maatschappij, het onbegrip, de onkunde, de smakeloosheid, begon langzaam te verdwijnen en ervoor in de plaats kwam een cerebrale sfeer die het bij de rokende medemens nog lang goed deed totdat Zappa zich zelf tegen het drugsgebruik begon te keren en er zelfs een langdurig stuk muziek aan wijdde om z’n luisteraars eraan te herinneren: een complex, maar sfeervol werkje, waarin de genieter van enig superieur oosters rookgenot heerlijk kon wegdromen om tenslotte wreed wakker geschud te worden wanneer de muziek plotseling stopt en de plaat vervolgt met kakelend gelach . . .
Mèt het uitbrengen van ’Burnt Weenie Sandwich’ (Bizarre) is Frank Zappa weer es in Nederland. Niet voor het komende Holland Pop Festival, maar voor VPRO’s Piknikteeveeprogramma. Het kost meer moeite dan bij vorige bezoeken om Zappa’s verblijfplaats te localiseren. ’Ik ben moe’, zegt hij. ’Ik zit middenin zakelijke en organisatorische besprekingen en morgen is er een persconferentie’ voegt hij er inderdaad wat vermoeid aan toe, onderuitgezakt zittend in de bar van het Amsterdamse ApolloFirst-hotel. Maar we hebben’ elkaar al es eerder ontmoet en dat breekt het ijs. Wat gaat er gebeuren in het teeveeprogramma?
FZ: ’Van alles wat . . . zoals tijdens onze laatste concerten. Er zal wel meer vocaal werk zijn dan vroeger. De groep is gewijzigd. Er komen weer wat variaties op het King Kong-thema, dat vind ik nog altijd uitstekend om te doen . . . We spelen volgens het contract 40 minuten.’
Er gingen geruchten dat de groep opgeheven zou zijn.
FZ: ’Nee. In werkelijkheid hebben we tussen 16 augustus vorig jaar en 15 mei van dit jaar niet meer gespeeld. Ik had een hoop dingen te regelen, vooral in verband met m’n platenmaatschappijen Bizarre en Straight, en de film.
De groep is op een paar plaatsen gewijzigd. Marc Volman en Howard Kaylen zijn erbij gekomen, die zaten in de Turtles, een groep die uit elkaar gevallen is. Zij spelen sax en zingen. Verder heb ik de gitarist George Duke erbij, die leerde ik kennen via Jean-Luc Ponty, met wie ik een elpee gemaakt heb.’
De oude groep is dus vrijwel geheel ontslagen, op Ian Underwood na.
FZ: ’De mensen waarmee ik nu werk zijn technisch veel beter, met de vorige groep had ik een bepaalde formule die werkte, maar die toch te beperkt was . . . Drummer Aynsley Dunbar, die nu in de Mothers zit, kan véél meer dan de drummers waarmee ik vroeger heb gewerkt.’
Hoe kom je aan Dunbar’?
FZ: ’Ik leerde hem kennen op het popfestival in Bilzen, België. Hij was er met z’n eigen groep en ik dacht dat hij z’n tijd en z’n kwaliteiten zat te verprutsen. Ik vroeg of hij bij me wilde komen.’
Maar ik begrijp nog niet waarom je 9 maanden niet opgetreden hebt. Je hebt al die tijd toch niet alleen maar dingen zitten regelen.
FZ: ’Er kwam bij dat ik geen zin meer had. Ik had met de Mothers een paar jaar in Amerika gewerkt en geloof me, we hebben ’t zwaar gehad. Die dubbel-elpee waar we mee begonnen, dat was een vergissing van Verve. Ze dachten dat we een rockgroep waren, in ’65 zocht elke maatschappij in Amerika naar rockgroepen, na de enorme hits van de Engelse rockgroepen. Iemand had Verve een tip gegeven over ons, er kwam toen een ouwe man van Verve naar een optreden van ons, en hij begreep er absoluut niets van. Hij was verbijsterd. Maar hij zei, ik weet niks van rock, zijn jullie een rockgroep? Sure, zeiden we, we zijn een rockgroep. En hij gaf ons een contract voor een paar jaar! Toen we een single maakten werden er 17 stuks van verkocht, ongeveer, en van het album aanvankelijk weinig meer. We traden op in ballrooms en zo, waar men dacht een hitsgroep te horen . . . We mochten niet in hotels en zo, dus . . . Maar toen ik een paar jaar later wat anders ging doen, toen ik in plaats van satires en cabaretteksten te geven lange instrumentaIe stukken ging spelen, toen riep iedereen plotseling om ’Brown shoes don’t make it’, ’Help I’m a rock’ en ’Who are the brain police’, weet je . . . En steeds daarna heb ik het gevoel gehad om de verkeerde dingen geprezen te worden, en applaus te krijgen waarvoor ik ’t niet hebben wilde. Behalve in Europa, maar daar heb ik weer te maken met het feit dat bepaalde teksten die op Amerika van toepassing zijn eenvoudig niet overkomen . . . Vorig jaar stopte ik er dus mee. Ik was niet tevreden meer met de groep, ik wilde nadenken over iets anders en hield me intussen bezig met zakelijke dingen en zo.’
En die film, hoe is ’t daarmee?
FZ: ’Er was toen geen geld om ’Uncle lvleat’ af te maken, en ’t is er nog steeds niet. Er liggen kilometers opnamen, maar ik weet niet wat ermee gebeuren moet.’
Men zegt dat je nog genoeg muziekopnamen hebt voor 12 elpees.
FZ: ’Ongeveer. Daarvan weet ik ook niet wat ermee gebeuren moet. . . Tussen ’67 en ’69 heb ik enorm veel geschreven, ik was steeds bezig: in hotels, vliegtuigen, auto’s . . . En als we de kans hadden namen we op, ook live . . . ’Burnt weenie sandwich’ bestaat uit ouwe nummers, en de rest zal ook nog wel uitkomen. Er was een plan om 12 elpees tegelijk uit te brengen, via een club ofzo, maar wie koopt 12 elpees? Zou jij 12 elpees tegelijk kopen?’
Als ’t de moeite waard is . . . Waar ben je momenteel mee bezig?
FZ: ’Met een stuk dat ’200 Motels’ heet, een kruising tussen een opera, een symphonie en een ballet. ’t is op 15 mei in première gegaan in Los Angeles, met het Los Angeles Philharmonic Orchestra.’
Hoe ging dat?
FZ: ’Erg goed, erg goed. Er waren 12.000 mensen, de zaal reageerde enthousiast.’
En daar blijf je voorlopig mee werken.
FZ: ’Wat we in Los Angeles deden was een gedeelte. De partituur is nog niet af . . . Uiteindelijk zou ik het i graag voor de teevee doen, ik ben onder andere in Nederland om ’t met de VPRO te bespreken. Misschien zou ’t in december kunnen.’
Waar gaat ’200 Motels’ over? ,
FZ: ’Het gaat over een rockgroep die op toernee is, die onderweg in 200 motels zit, en wat er dan gebeurt. Ze komen groupies en promotors tegen, hebben onderlinge spanningen en zo . . . ’t Wordt een tragicomedie’.
Rockgroepen fascineren je? Ik vond trouwens je laatste soloplaat ’Hot Rats’ veel van een rockplaat weg hebben.
FZ: ’Rock is fantastisch, ’t is levende muziek, maar ’t is grotendeels vermoord door de commercie. Ik heb ’Ruben & The Jets’ gemaakt omdat ik werkelijk van rock hou, en in de namenlijst in ’Freak Out!’ staan namen van rockmusici waar ik van hou . . . Met ’Hot Rats’ heb ik geprobeerd eigentijdse muziek te maken met een rockritme. Ik ben er erg blij mee, voor mijn gevoel is ’t experiment geslaagd. ’t ls erg gemakkelijk om naar te luisteren . . . Het is mogelijk om er met je vingers bij te knippen of met je voet de maat mee te tikken!’
En met commercie bedoel je ’Louie louie’ en zo?
FZ: ’Ja, dat háát ik. Dat is niks, dat is een domme dreun die er ingestampt wordt. Er verschijnt ontzettend veel van die rotzooi, en toen ik nog in studio’s werkte heb ik ’t heel wat keren moeten begeleiden. Sam the Sham, weet je, de Monkees . . . Rotzooi.’
Waarom ben je afgestapt van sociale teksten?
FZ: ’Ik heb gezegd wat ik te zeggen had . . . Ik ben andere dingen gaan doen’.
Heb je er enig resultaat van gemerkt in Amerika?
FZ: ’Welnee. De mensen die er naar luisterden wisten ’t zelf óók wel. Ik geloof niet dat ik er iemand echt mee omgeturnd heb.’
Is er belangstelling van de pers in Amerika voor jullie, zoals in Europa?
FZ: ’Nee.’
Je hebt in Europa wel veel invloed. Allerlei groepen zijn jouw idioom gaan navolgen. De Bonzo Dog Doo Dah Band, de Nice, de Soft Machine . . .
FZ: ’Het is verbazingwekkend. Ik voel me in Europa veel meer thuis. Ik heb ’t gevoel dat er hier mensen zijn die de moeite nemen om werkelijk te luisteren. lan is een enorm goeie musicus, maar dat heeft in Amerika vrijwel niemand door. . . Ik denk er hard over om me in Europa te gaan vestigen. In Amsterdam of Londen. Er zijn trouwens veel uitstekende groepen in Europa, ik vind de Nice erg goed . . . Ze doen net als ik: muziek maken zonder tevoren afgebakende grenzen. Muziek die wat aan de verbeelding van de luisteraar overlaat. Een film voor je oren’.
1. This interview was originally published in Dutch daily newspaper Het Vrije Volk probably in June, 1970.
Read by OCR software. If you spot errors, let me know afka (at) afka.net